Deze competentie beschrijft het gewenste gedrag in de relatie met de ouders, de buurt en de vervolgopleidingen.

Vaardigheden:
Actief netwerken
Website teksten maken op b.v.
Ken je buurt
Kennis:
Over de eigen schoolomgeving
Over de externe contacten vd school
Vervolgopleidingen
Houding:
De school en de wijk/dorp/stad hebben interactie.
Onderwijs treedt ook buiten het schoolgebouw.
Ouders horen ook bij de omgeving.
Waar ligt de fysieke grens van je onderwijs?
Je hoort het nog al eens in de docentenkamer: ‘De leerlingen van tegenwoordig kunnen niets meer.’
Deze opmerking wordt teniet gedaan als je op zaterdag de stad of dorp in gaat.

Bij de supermarkt werkt de ene leerling bij de klantenservice, de ander werkt in een kledingwinkel, weer een ander is aanvoerder van het voetbalelftal, en Achmed drijft met zijn broer een eigen zaak. Ruud zorgt zelfs in zijn eentje op zaterdag voor de boerderij.
Welke rol laat de leraar deze wereld spelen in de schoolwereld?
Leraren denken vaak dat leerlingen nog niet veel kunnen en kennen.
De leraar kiest leermiddelen die er van uitgaan dat leerlingen weinig tot niets kunnen.
De leermiddelen sluiten slecht aan bij kennis en kunde die opgedaan wordt in de wereld van zaterdag.
Wat maakt het leren krachtig?
Er zijn een paar kenmerken:
- Er is een directe relatie met de wereld van ‘zaterdag’.
- Leerlingen krijgen de kans om te gebruiken wat ze buiten de school al kunnen.
- Leerlingen moeten de leerstof direct kunnen gebruiken of toepassen in ‘zaterdagse’ situaties.
Dit heeft als gevolg dat er geen fysieke grens aan je onderwijs behoort te zijn. Denk bijvoorbeeld aan:
- Het verzorgen van rondleidingen en het houden van presentaties aan anderstalige groepen of individuen (vraag bij VVV, museum, gemeente, attractiepark, enz. naar de mogelijkheden).
- Het verzamelen en verwerken van statistische gegevens, het opzetten van een speelschema voor de sportdag, het maken van een plattegrond op schaal voor een verbouwing in school of thuis
- Het opzetten, uitvoeren van een onderzoek naar soorten en verscheidenheid van planten en dieren in de directe omgeving.
- Het maken van een chemische analyse van het oppervlaktewater in de buurt.
- Onderzoeken welke processen plaatsvinden in de plaatselijke bakkerij, slagerij, wasserij/stomerij.
- Het schrijven van een vaste rubriek in het plaatselijk krantje of website.
Veel van deze activiteiten vervangen hoofdstukken van alle gebruikte methodes.
Doe ze er dus niet ‘naast’, maar in plaats van.
Als competente docent ken je de mogelijkheden en past ze toe. Je kunt ook denken aan het gebruik van weblogs. Dat kan met elk vak, en de mogelijkheden zijn omvangrijk: van interviews op video, achtergrondinformatie tot diagrammen… Lastig?
Je scholieren zullen de techniek van bijvoorbeeld WordPress verbluffend snel onder de knie krijgen. Bang dat er plagiaat wordt gepleegd? Dat is in het digitale tijdperk gemakkelijk te onderscheppen: Stel zelf onderzoeksvragen op waarvan de uitkomst niet vaststaat.
Omgang met ouders

De leerlingen die vijf dagen van de week, zeven uur per dag aan je worden toevertrouwd, zijn een beetje ‘jouw kinderen’.
Behalve dat je ze vakinhoud bijbrengt, ontkom je er niet aan een bijdrage te leveren aan hun persoonlijke ontwikkeling. Je bent niet alleen: in de vakanties en weekenden zijn er ook anderen die die taak vervullen. In het onderwijs noemen we die anderen vaak ‘ouders’, hoewel het ook een voogd, oom, tante, grote broer of zus kan zijn. Als je je dat realiseert, heeft een leerling dus meerdere opvoeders: de docenten van de school en de opvoeders buiten schooltijd.
Het klinkt logisch dat beide soorten opvoeders met elkaar communiceren. De praktijk is echter weerbarstiger. Het blijkt moeilijk beide soorten opvoeders met elkaar in contact te brengen. Waarom komen er op ouderavonden en/of spreekavonden niet alle opvoeders van buiten schooltijd? Misschien ligt de oorzaak in het feit dat beide soorten opvoeders onvoldoende beseffen dat samenwerken noodzakelijk is. Niet in zijn algemeenheid, maar op het niveau van het individuele kind.
Ouderavonden

Een greep uit titels voor ouderavonden, zoals die vaker voorkomen:
- Sex en internet
- Gezonde voeding: Hype of ernst?
- Dyslexie, dyscalculie, adhd, pdd-nos etc.
- Pesten
- Discipline bij het werken
- Alcohol en drugs
Deze titels veroorzaken minstens twee gevoelens los bij de opvoeders thuis: docenten signaleren vooral problemen en deze problemen komen bij de leerlingen op de school voor.
Is dit het effect dat je nastreeft? De thuisopvoeders die vinden dat deze problemen niet voor hun kind geldt, komen niet. Ze denken wel: wat een problemen op die school, zeg. Opvoeders thuis zijn wél geïnteresseerd in de persoonlijke benadering. Als het om een gesprek gaat over hun kind, waarbij alle aspecten de revue passeren: de goede en de slechte. Niet alleen om ze te constateren, maar ook om er een eventueel een actie van beide kanten op te zetten. Dan schep je een gemeenschappelijke band: de zorg voor de opvoeding van jullie gezamenlijk kind.
‘Je hoort tegenwoordig nog al eens dat ouders zich tegenover school agressief gedragen. Dat kan voor de betrokkenen heel bedreigend zijn en in ernstige gevallen blijvende schade opleveren. Een gangbaar antwoord daarop is onderwijspersoneel te leren zich in zulke gevallen weerbaarder op te stellen en de-escalerend op te treden. Je moet ook zorgen dat boze ouders niet zomaar de school in kunnen rennen. Dat is één kant van de medaille. Je kunt daarnaast ook investeren in het scheppen van een vertrouwensband met alle ouders.
Mijn stelregels zijn:
- Het eerste gesprek met ouders mag nooit een slechtnieuwsgesprek zijn.
- Je zorgt dat je ouders tijdig informeert over dingen die je als ouder zelf ook zou willen weten en op een manier die je als ouder zelf ook zou waarderen.
- Je zorgt ervoor dat de ouder zich mede-eigenaar van het gesprek en van de oplossingen en beslissingen voelt
- Je zit als het om problemen met hun kind gaat nooit tegenover de ouders maar letterlijk en figuurlijk altijd samen aan dezelfde kant: je houdt beiden van het kind, je wilt beiden dat het het allerbeste bereikt en niet in zeven sloten tegelijk terechtkomt.
- Je neemt voor een gesprek de tijd die er voor nodig is, pers niet de hele wereld in tien minuten en je maakt vervolgafspraken als de situatie er om vraagt.
- Daarmee creëer je over en weer een vertrouwde en veilige situatie waarin boosheid, onbegrip en verdriet een plaats kunnen krijgen en waarin weerbaarheid en agressie niet nodig zijn.’
(Frits Prior)
Spreek-/contact-/rapportavonden

Een veel voorkomend gesprek als ze gevraagd hadden mij te spreken:
‘Goedenavond meneer/mevrouw X, fijn dat u gekomen bent. Welke vraag of opmerking wilt u graag aan mij kwijt?
Hierbij toonde ik een brede glimlach. Ouders die zichzelf opgeven, komen zelden met problemen. Zij willen vooral bevestiging horen voor prettige dingen en dingen waar zij trots op zijn. En als je vraagt: ‘Heeft u nog iets waarop ik extra moet letten of wat ik extra kan doen?’ kwam er meestal: ‘Nee hoor, maar als er iets is, horen we dat graag meteen.’
Ouders die uitgenodigd werden, zeiden soms: ‘U heeft ons uitgenodigd, dus zal er wel wat aan de hand zijn. Zegt u het maar.’
Wat veel kan opleveren is het stellen van tegenvragen. Bijvoorbeeld: ‘Hoe gaat het thuis met het doen van huiswerk? Bent u daar tevreden over?’ of ‘Hoe tevreden bent u over het schoolwerk van uw kind?‘ of ‘Welke indruk heeft u over hoe het gaat op school?’ Op hun antwoorden kon ik dan in gaan.
Er volgde altijd een goed gesprek. Dat leverde meer energie op. Ik eindigde altijd met enig optimisme voor zowel ouders als leerling.
Zorg dat ouders en jij met een goed gevoel naar huis gaan….
Leerling mee of niet?
Op sommige scholen is het gebruikelijk dat op een spreekavond de leerling mee komt met de ouders/verzorgers. Op andere scholen is dat ongebruikelijk.
Het verschil is dit: Is de leerling er bij, dan kun je de leerling betrekken. Is de leerling er niet bij, dan kun je alleen óver de leerling spreken.
Als de leerling bij het gesprek aanwezig is, zorg je er in ieder geval voor dat de leerling niet zegt: ‘O, dat hoor ik nu voor het eerst. Had u dat niet eerder kunnen zeggen?’.
Gewetensvragen bij competentie 6
- Wat is jouw voornaamste reden om ouders/verzorgers uit te nodigen voor een spreekavond?
- Welke vragen stel jij aan de ouders tijdens de spreekavond?
- Waar ben je op uit: ouders gaan ‘blij’ naar huis of ouders gaan ‘bezorgd’ naar huis?
- Bij welk onderwerp ga jij ‘je loopgraaf’ in, in de verdediging?