Wake up call

Wake up call voor (ervaren) docenten in het onderwijs

Lesinhoud

Voor de inhoud van uw lesprogramma vertrouwt u waarschijnlijk op uw methode of op wat u al jaren doet en goed dunkt. U komt altijd tijd te kort… Denkt u…
Het kan een eyeopener zijn om de lesinhoud uit de methode eens naast het officiële programma te leggen. U kunt verbaasd zijn..

Lesopzet

In een goede les staat de docent 20% van de tijd centraal en werkt de leerling 80% van de tijd.
Luisteren is geen werken.
Jouw rollen zijn: regisseur van het leren en ‘expert’ in het vak dat je geeft.
Zorg voor een goed draaiboek van de les. Daarin moeten de volgende kenmerken te zien zijn:

  • Pendel tussen theorie en toepassing van die theorie.
  • Er is afwisseling in soort activiteit/werkvorm
  • Leerlingen werken samen.
  • Er is ook een periode met absolute stilte.
  • Een lesonderdeel/-activiteit duurt liefst nooit langer dan 10 minuten.

Uitleggen

Degene die uitlegt, leert. Laat leerlingen dus veel aan elkaar uitleggen.

  • Leg niets uit wat veel leerlingen al weten. (Check dat altijd voor je begint.)
  • Laat weters het uitleggen aan de niet-weters.
  • Nadat jij iets hebt uitgelegd, geef je de opdracht: ‘Leg aan elkaar uit wat je net van mij gehoord hebt.’
  • Vragen als ‘Iemand nog iets te vragen?’ of ‘Heb je het gesnapt?’ zijn zinloos.

Huiswerk

Een leerling is een hele dag intensief bezig geweest op school. Dat is niet niks. Na schooltijd moet er daarom gelegenheid zijn te ontspannen. Bedenk dat je met huiswerk er nog een schooldag achteraan kan plakken.

  • Geef in de les altijd tijd om het geleerde te verwerken. Dus laat in de les opdrachten maken. Liefst met elkaar. Samen weet je meer. Wat niet af is, is huiswerk.
  • Besteed de volgende les altijd aandacht aan het huiswerk.
  • Laat leerlingen elkaar zien wat ze thuis gedaan hebben.
  • Laat ze het vergelijken met elkaar. Degene die niks gedaan heeft, moet dat aan zijn/haar klasgenoten bekennen.
  • Luister naar wat ze tegen elkaar zeggen over het huiswerk.

Orde houden

Wanorde veroorzaak je vaak zelf. Het ligt bijna nooit aan de leerlingen.
Dit bevordert orde:

  • Je toont empathie.
  • Je hebt je les zeer goed voorbereid. Je weet waar je heen wil in dat lesuur.
  • Je zorgt er voor dat de leerling zich niet verveelt: Hou de vaart er in. (zie ook ‘Uitleggen’). De taak moet nèt te doen zijn qua tijd.
  • Je voelt je zeker over wat je doet.
  • Je bent in je gedrag zeer voorspelbaar.

Reflectie op je lessen

Reflectie levert kwaliteit op en zorgt voor persoonlijke groei.
Kijk telkens terug op je les: 1 wat ging goed, 2 wat was minder, 3 wat doe ik de volgende keer anders?

  • Vraag een collega in je les met de opdracht deze drie vragen te beantwoorden.
  • Vraag minstens 1x per maand aan je leerlingen wat ze van je lessen vinden. Dat kan mondeling en schriftelijk (en anoniem) met dezelfde drie vragen. Luister/lees goed en reageer altijd met ‘Dank je’. Ga nooit in de verdediging of discussie. Pik er uit wat je zelf relevant vindt.
  • Laat leerlingen regelmatig weten wat jij van hun inzet in de les vindt. Ook met dezelfde drie vragen.